Hoe heeft de fiets zich ontwikkeld?
Hoewel vele stoere boekjes geschreven zijn over de Mont Ventoux, heb ik de beklimming van de Col du Tourmalet telkens als één van de meest uitdagende ervaren. De naam betekent in de volksmond niet voor niets ‘lastige omweg’ (alhoewel de Dasconse naam Tourmalet de betekenis 'afstand' en 'berg' in zich heeft). Vanaf Luz-Saint-Sauveur (711 meter hoogte) is het 19 km omhoog fietsen met een hellingspercentage van gemiddeld 7.4% (maximaal 12%) tot de weg op 2115 meter haar hoogste punt bereikt. De Ronde van Frankrijk ging er in 1910 voor het eerst overheen, en daarna vrijwel elk jaar.
Leuk om in het restaurant bovenop du Tourmalet aan de muur de fiets te zien die toen door winaar Gustav Garrigou van de Tour de France 1910 gebruikt werd (ik tel op mijn foto een verzet van 48 x 17 tandjes). Uit de tijd dat de derailleur nog niet was uitgevonden. Om toch nog een verzet te kunnen kiezen voor bergop en bergaf, had het achterwiel aan beide zijden een tandwiel. Om te ‘schakelen’ moest de fietser afstappen, het wiel losschroeven en omgedraaid weer terugschroeven.
Dit heeft me nieuwsgierig gemaakt naar hoe de fiets zich eigenlijk in de loop van de tijd heeft ontwikkeld. En ook naar waar de naam eigenlijk vandaan komt en wat zoal de snelheidsrecords zijn op de verschillende fietsen.
De ontwikkeling van de fiets
De geschiedenis van de fiets [Wilson, 2004] begon met de uitvinding van de loopfiets (A) door Baron Drais in Mannheim in 1817, in feite een alternatief voor het paard.
Zo’n 50 jaar later, in 1865, werd de ijzeren fiets met pedalen aan het voorwiel (B) ontwikkeld. Er bestaat een controverse of Pierre Michaux in Parijs of Pierre Lallemant in New York de uitvinder was.
Met pedalen aan het voorwiel had je maar één verzet. Sneller fietsen kon alleen maar door sneller met je benen rond te draaien, of door het wiel te vergroten. Het vergroten van het wiel werd pas mogelijk toen James Starley in 1870 een slimme manier van spaken uitvond (tangent spaken) waarmee het wiel zo groot gemaakt kon worden als je beenlengte toestond. Toen ontstonden de ‘high wheel’ of ‘penny-farthing’ fietsen, zoals het beroemde ‘Ariel’ model (C) van Starley.
De kettingaandrijving, waarmee de trapas met het achterwiel werd verbonden (en de trapas naar het midden van de fiets kon) werd al in 1877 door James Starely toegepast, maar dan voor driewielers. Ook konden met kettingaandrijving de voor- en achterwielen weer even groot gemaakt worden. Zo ontstond al in 1884 een driewieler, met even grote wielen en een stuur aan het voorwiel, die verdraaid veel lijkt op de moderne driewieler.
In 1885 bouwde John Kemp Starley (een neefje van de inmiddels overleden James Starley) in Engeland de eerste tweewieler met kettingaandrijving (D). De fiets had een stalen frame met even grote wielen, en werd de ‘Safety Bicyle’ genoemd, in contrast met de gevaarlijke ‘high wheels’.
Op het gebied van comfort werd een belangrijke stap gemaakt toen de Schotse dierenarts en uitvinder John Boyd Dunlop in 1887 de eerste met lucht gevulde fietsbanden uitvond en produceerde.
Tot slot maakte de uitvinding van de derailleur de moderne fiets compleet. In 1928 ontwikkelde de Franse fietsenmaker Lucien Juy de ‘Simplex’ kabelderailleur waarmee de fietsketting op een ander tandwiel kon worden gelegd, en een verzet gekozen kon worden. De derailleur werd pas in 1937 in de Ronde van Frankrijk toegstaan. Tot die tijd moest het wiel nog vervangen of omgedraaid worden om het goeie verzet te hebben voor bergop of bergaf.
Met de pedalen, ketting, luchtbanden en derailleur hebben we grofweg de fiets zoals we die nu kennen, in 1966 bij wet “rijwiel” genoemd.
Referenties
David G. Wilson (2004). Bicycling Science. MIT Press, Cambridge, MA, USA.
De naam fiets
Soms vraag je je ineens af waar een woord of een naam eigenlijk vandaag komt. Dat gebeurt mij ook bij woorden die ik al jarenlang vrijwel dagelijks gebruik, zoals 'sport', 'OK', of 'lucht’. Maar zeker ook bij het woord ‘fiets’.
De etymologie van fiets, dat als woord sinds 1870 in Nederland voorkomt, is onzeker. Maar een paar verklaringen springen er uit.
Een eerste verklaring is dat het woord fiets is afgeleid van de naam van de Wageningse wagenmaker, Elie C. Viets, die rond 1880 rijwielen maakte. Aanvankelijk werd deze verklaring afgewezen, omdat bleek dat het woord al eerder voorkwam dan toen Viets er in 1885 mee adverteerde. Maar Leendert Brouwer beargumenteert [Brouwer, 2012] dat Viets in 1870 weliswaar nog geen rijwielen adverteerde, maar mogelijk al wél verkocht en repareerde.
Een tweede is dat fiets is ontstaan uit het Brabants-Limburgse dialectwoord ‘vietsen’, dat ‘snel lopen’ betekent.
Een derde is dat het fiets een verbastering zou zijn van het Franse 'vélocipède. Via “felosipee”, “filesepee”, en “fiselepee” zou het “fiets(elepee)” zijn geworden.
Wereldrecords fietsen
De fiets heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een vervoermiddel waarmee je geheel op eigen kracht indrukwekkende snelheden kunt halen. De "UCI Best Human Effort" met een racefiets is 56.4 km in een uur tijd, gevestigd in 1996, door Chris Boardman (UK).
Met een geavanceerde dichte aerodynamische ligfiets kun je snelheden halen van boven de 130 km/u, zoals Sebastiaan Bowier (Nederlander) in 2011 liet zien met zijn VeloX3 fiets.
Fred Rompelberg (ook Nederlander) werd, in 1995 op de zoutvlaktes van Utah, met een snelheid van 268 km/h de snelste wielrenner aller tijden. Wel met een beetje hulp, want hij reed met zijn racefiets in het kielzog van een race-auto met een platte achterkant. Maar doe het maar eens! Zijn record is pas in 2018 verbroken door de Amerikaanse Denise Mueller-Korenek met een snelheid van maar liefst 296 km/u!
Verder zijn er vele bijzondere andere records gereden met fietsen, zoals het Guinness World Record 'om de wereld fietsen' uit 2017, 29,000 km in 79 dagen, in handen van Mark Beaumont.
Het record hoogtefietsen, in handen van Peer Schepanski en Gil Bretschneider die in 2009 op 7,211m hoogte van de Chinese Muztagata fietsten.
En het NK Tegenwindfietsen op een gewone herenfiets, in handen van Wouter Mesker die 8.5 km aflegde met zo’n 28 km/u met windkracht 6 BFT tegen. Of Max de Jong in 2020 met 25.5 km/u tegen windkracht 8 BFT in (windsnelheid 70 km/u)!
De fiets is in alle opzichten een fascinerend vervoermiddel. De moeite waard om verder te begrijpen.
Referenties
Leendert Brouwer (2012). Een fiets van Viets. Over de herkomst van een eponiem. Genealogie: tijdschrift voor familiegeschiedenis 18(2), 16-19.